Andy Tenbult kwam aan het roer en John van Sloun werd zijn assistent. Er werd nadrukkelijk naar rust in en om de selectie gezocht en de heren kregen drie jaar de tijd om een team op te bouwen dat uiteindelijk weer om de prijzen mee moest doen. Er kwamen nog maar vier ploegen uit in de Superliga en het seizoen werd samen met vijf Belgische ploegen gestart met de strijd om de heringevoerde Coupe der Lage Landen. Die werd na 16 wedstrijden overtuigend gewonnen door Heerenveen, gevolgd door Amsterdam, Tilburg en Geleen. De Nederlandse bekercompetitie kende een andere opzet, waarbij in een finaleweekend in Eindhoven de halve finales op zaterdag en de finale op zondag werd gespeeld. Geleen werd voor een plaats in de finale gekoppeld aan Amsterdam en men kon de hoofdstedelingen twee periodes lang goed partij bieden en de stand gelijk houden. In de slotperiode (0-5) werd duidelijk wie de langste adem had. Ook in de playoffs om het kampioenschap was Amsterdam de tegenstander. Het eerste (uit)duel leverde een enigszins hoopvolle nederlaag op (6-4) maar in Glanerbrook kon de thuisploeg nooit een vuist maken (3-9). Het seizoen eindigde voor Ruijters Eaters met een toch ontluisterend 11-1 verlies in de Jaap Edenhal.